Herkomstland: Drenthe, Nederland.
Geschiedenis
Het ras ontwikkelde zich in de 16e eeuw uit spaniël-rassen die via Frankrijk uit Spanje kwamen. In Nederland werden ze raphond genoemd. In het oostelijke deel van het land, met name in de provincie Drenthe, werden deze honden puur gefokt en niet gekruist met vreemde rassen, zoals elders wel gebeurde. In het Rijksmuseum in Amsterdam zijn Drentsche Patrijshonden te zien op schilderijen uit de 17e eeuw. In 1943 werd het ras officieel erkend door de Nederlandse Kennel Club. De Nederlandse rasvereniging “Vereniging de Drentsche Patrijshond” (VDP) werd opgericht in 1948, en de “Drentsche Patrijshonden club Nederland” (DPHCN) in 2014.
Gebruiksdoel
De Drentsche patrijshond is een continentale staande hond. Het is een vriendelijke jachthond vanwege zijn gehoorzaamheid en interesse in wild, zijn natuurlijke staanhouding en de bereidheid om te apporteren. Het staat bekend om het behouden van zeer goed contact met zijn begeleider tijdens de jacht. Deze eigenschap wordt ook gewaardeerd wanneer de hond niet jaagt. Het ras heeft ruimte nodig om zijn energie kwijt te kunnen. Als de hond niet voor de jacht wordt getraind, moet hij op andere manieren de mogelijkheid krijgen om zijn energie en behoefte aan beweging te uiten.
Het ras werd ook gebruikt als boerderijhond en kon helpen bij al het werk op de boerderij, zoals bewaking, drijven en het trekken van melkkarren, enz. Ze bewaken dus hun terrein, maken veel geluid maar worden stil en begroeten vriendelijk wanneer de eigenaar de “vreemdeling” heeft verwelkomd.
Gezondheid
Over het algemeen is het een gezond ras. Erfelijke ziekten komen voor, maar niet in grote mate.
Mogelijke ziekten zijn PRA, heupdysplasie en epilepsie.
Kenmerken / Mentaliteit
De Drentsche patrijshond wordt gewaardeerd als zowel een goede jachtpartner als een vriendelijke gezinshond vanwege zijn zachte en vriendelijke temperament. Hij is volgzaam en gemakkelijk te trainen, dus de opvoeding moet met een stevige, maar nooit harde hand gebeuren. Het ras werkt graag samen met zijn begeleider, wat voor taak dan ook, en waardeert het om een taak te hebben.
Grootte en uiterlijk
De schofthoogte voor reuen is 58-63 cm en voor teven 55-60 cm (+2 cm). De kleur is wit met leverbruine vlekken, al dan niet met stippen. De vacht moet niet erg lang zijn op het lichaam, maar lijkt langer door de lange haren op de oren, de iets dikkere vacht op de nek en borst, de franjes aan de voor- en achterpoten en de rijker behaarde staart.
Vachtverzorging
Het heeft een onderhoudsvriendelijke vacht die wekelijks moet worden geborsteld, met wat extra aandacht tijdens de ruiperiodes. Vanwege de vachtstructuur wordt het ras vaak zelfreinigend genoemd, omdat vuil gemakkelijk van de vacht valt zodra deze droog is en de vacht dan weer wit is. Het wordt echter aanbevolen om de hond tijdens de ruiperiode te wassen om hem hierdoor te helpen; dit is ongeveer 2 keer per jaar. Meestal moet het ras 2-4 keer per jaar worden getrimd, afhankelijk van de lengte van de vacht op de franjes, poten en staart. Het ras mag niet te veel getrimd worden, alleen netjes gemaakt op de oren, poten, broek en staart. Houd er rekening mee dat als de hond gecastreerd is, extra vachtverzorging nodig zal zijn! De vacht wordt dan vaak dikker/voller en daardoor makkelijker te vervilten. Castratie kan ook de normale ruiperiodes verstoren, en de hond heeft mogelijk meer hulp nodig om van zijn ruigere vacht af te komen.
Overig
Het ras gedijt het beste bij werk. Het is niet nodig om met de hond te jagen om hem gelukkig te maken, maar hij heeft wel de mogelijkheid nodig om zijn energie kwijt te kunnen. Het ras presteert uitstekend in bijvoorbeeld speuren, zoekwerk, behendigheid, rally gehoorzaamheid, neuswerk en andere hondenactiviteiten naast de jacht. Het ras kan ook als koppig worden ervaren. Geduld is daarom noodzakelijk bij alle training met een Drent, net als bij veel andere jachthondenrassen.